- Lid geworden
- 2 aug 2016
- Berichten
- 36.348
- Waarderingsscore
- 7.049
- Punten
- 113
- OS
- Windows 11 Professional
- AV
- Microsoft Defender, MBAM Free & Eset Online
- FW
- Windows Firewall
Schadelijk: de bedrijfseconoom en regelneef vervangt de hoofdingenieur
Kennis van de inhoud is in Nederland Handelsland niet zo belangrijk. Dat constateert Mathieu Weggeman. Maar blijven we die vakdeskundigheid relativeren, dan krijgen we nog meer overbodige regels en kunnen we een sterke economie vergeten.
Mathieu Weggeman is hoogleraar Organisatiekunde aan de TU Eindhoven en lid van de Raad voor Cultuur.
De wegverkeerspolitie gaat varen, de spoorwegagenten moeten de auto in en de waterpolitie gaat zich ontfermen over de stations en de treinen. Op pagina 2 van het regeerakkoord Rutte II staat: „Een sterke economie heeft baat bij een hoge kwaliteit van dienstverlening door de overheid. Dat kan alleen als we vakmanschap meer ruimte en waardering geven.†Is het onvermogen of hypocrisie?
Het gaat hier om 1300 professionals die van hun vak houden en er veel moeite voor doen om er goed in te worden – en goed in te blijven. Maar dat is blijkbaar voor de betreffende beleidsmakers en bestuurders nauwelijks relevant. Alles wat beweegt, is verkeer, zo denken zij – en of dat nu op de weg, water of rails gebeurt, ach, dat zijn details. Zo wordt niet alleen kennis en ervaring van vakmensen door de goot gespoeld, ook hun motivatie krijgt een dreun omdat hun specialisme niet wordt erkend en al helemaal niet gewaardeerd.
Mensen in de voorste linie van het onderwijs, in de zorg en bij de politie moeten trots kunnen zijn op hun werkâ€, staat er op diezelfde pagina 2 van het regeerakkoord. Dat wordt de verkeersagenten op deze manier wel erg moeilijk gemaakt.
Professionals zeggen dat het ongeveer 10.000 uur kost om meester in je vak te worden. Dat betekent dat je ongeveer drie uur per dag of zo’n twintig uur per week bezig moet zijn met leren, oefenen en ervaring opdoen, en dat tien jaar lang. Dan pas kun je anderen de fijne kneepjes van het vak bijbrengen. Dan pas kun je school maken en aan een reputatie van excellentie gaan werken. Er is geen short cut voor ervaring.
In de publieke sector komen we dit soort kapitaalvernietiging echter vaak tegen. Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld. Ben je ambassadeur in Vietnam en snap je na vijf jaar net zo’n beetje hoe daar de hazen lopen – je zit in belangrijke netwerken, je kent invloedrijke mensen, je bent vertrouwd met de cultuur en de omgangsvormen – en kun je er op gaan bouwen, mag je ‘onze man’ worden in Maleisië. Die van Maleisië gaat naar India. Die van India naar China. En uiteindelijk wil iedereen na het nodige gehop in Washington eindigen.
Bij Buitenlandse Zaken heet dat draaien over de posten terecht ‘de carrousel’. Het is een carrièregedreven systeem, gericht op het verwerven van steeds meer geld, status en macht, waarbij de liefde voor het ene land snel wordt ingeruild voor die voor het andere land. De plaats in de rangorde staat centraal - niet de kwaliteit van het buitenlands beleid. De grote voldoening die professionals kunnen ontlenen aan de wetenschap dat ze goed zijn in hun vak, is bij medewerkers van de buitenlandse dienst blijkbaar niet aan de orde. Misschien is het wel geen vak, ambassadeur.
Er zijn in de (semi)publieke sector nog veel meer voorbeelden te vinden van kennisvernietigend geschuif: een hoge ambtenaar wordt universiteitsbestuurder. Een secretaris-generaal van het ene departement gaat sans gêne diezelfde functie vervullen op een ander departement. Zelfs ministers hebben er geen probleem mee om na een tijdje Justitie ‘gedaan’ te hebben, over te stappen naar Sociale Zaken & Werkgelegenheid. Strafpleiter Cees Korvinus werd chef van de VARA, Wouter Bos heeft als fractievoorzitter van de PvdA alle benodigde kennis opgedaan om het VU Medisch Centrum te kunnen besturen en Frank de Grave is met zijn ervaringen als minister van Defensie en CFO bij DSB Bank, de uitgelezen kandidaat om voorzitter te worden van de Orde van Medisch Specialisten. Advocaten die vandaag voor de balie staan te pleiten, zitten morgen op de stoel van de rechter. Na een dokter is nu een accountant de hoogste man van Schiphol. Voetbalverslaggevers presenteren muziekprogramma’s.
Hieruit blijkt eens te meer dat ons land geen kennisland is maar een handelsland, en in Nederland Handelsland doen slechts twee kwaliteiten er echt toe. De eerste: goed kunnen praten. John Maxwell Coetzee verzuchtte in een vergelijkbare context: „Welsprekendheid overtuigt meer dan deskundigheidâ€. Toen er een conflict was bij Ajax, kozen de bestuurders voor een welbespraakte hoogleraar Strategie en niet voor Johan Cruijff: „Ja, die weet wel heel veel van voetbal, maar hij praat zo raarâ€.
De tweede kwaliteit is: het bezitten van een hoge procesgevoeligheid, of minder chic gezegd: het vermogen om politiek gedrag te kunnen vertonen. Naar aanleiding van de betogen van bestuurders stelden we ons in onze vakgroep regelmatig de vraag : „Is het waar of is het politiek?â€
Kennis van de inhoud is in Nederland Handelsland niet zo belangrijk. Ondenkbaar in Duitsland. Als je daar aan een lid van de raad van bestuur van een van de grote autoconcerns vraagt wat het verschil is tussen een diesel- en een benzinemotor, begint hij te tekenen. In ons land kun je een staatssecretaris van het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap opgelucht horen zeggen dat snijden in het cultuurbudget niet zo moeilijk is als je weinig verstand hebt van cultuur.
Waar zijn ze gebleven, de hoofdonderwijzer, de geneesheer-directeur, de hoofdingenieur bij Rijkswaterstaat? Ze zijn vervangen door masters of business administration (MBA’s), want die kunnen goed praten en weten alles van processen. Bovendien, en dat is voor een handelsland natuurlijk heel plezierig: bij hen is de liefde voor het geld groter dan de liefde voor het vak. Zij hebben management gestudeerd en hebben geleerd een organisatie te zien als een money making machine. Die machine moet zó afgesteld worden dat je met zo min mogelijk input (mensen en middelen), zo veel mogelijk output produceert, ongeacht of de professionals op de vloer nu bezig zijn met onderwijs, gezondheidszorg of verkeersveiligheid.
MBA’s komen ook niet graag op de werkvloer omdat ze niet goed begrijpen wat ze daar horen en zien. Het liefst blijven ze in hun designpaleizen, vol hightechvergaderzalen en cockpits met dashboards, balanced scorecards en Excelsheets. Als de oude heer Heijn vroeger in Zaandam naar zijn kantoortje liep in een van de hallen met mengmachines, liep hij altijd even langs de chocolade-conche omdat hij aan het geluid van die machine kon horen hoe het stond met de viscositeit van de cacaobonenmassa. Dat kan een MBA niet.
MBA’s hebben de carrousels uitgevonden waar Nederland zo dol op is. Het basisprincipe is dat zodra je iets een beetje kunt, dus na zo’n jaar of drie tot vier, je het voor gezien houdt en weer vrolijk aan iets anders begint. Een bijkomend voordeel daarvan is dat je weg bent vóórdat de resultaten bekend zijn van de strategische beslissingen die jij bij je aantreden nam. Zo hou je een mooi cv.
De handlangers van de MBA’s zijn de inkopers en de regieambtenaren. Zij missen de vakkennis om de professionals inhoudelijk uit te dagen en dus gaat het bij hen altijd uiteindelijk toch weer om tijd en geld. Niet de beste krijgt de opdracht, maar de goedkoopste en de snelste.
Gevolg: fouten bij de tunnels in Roermond, mislukkingen bij tal van automatiseringsprojecten, vertragingen en veel extra kosten bij de metro in Amsterdam, bij de verbouwing van het Rijksmuseum die tien jaar in beslag nam, etc. De aanleg van de 32 kilometer lange Afsluitdijk duurde destijds vijf jaar, onder leiding van vakdeskundige managers waarvan ir. Lely de bekendste is.
Door het gebrek aan vakdeskundigheid bij de overheid zijn er steeds meer externe adviseurs nodig en moeten er telkens weer commissies met experts worden ingesteld die onderzoeken waarom het fout ging. Dan is vakdeskundigheid wel van belang – achteraf tenminste.
In het citaat aan het begin van dit artikel legt de regering twee verbanden: voor een sterke economie is een hoge kwaliteit dienstverlening nodig en die hoge kwaliteit bereikt de overheid alleen als er voldoende ruimte en waardering is voor vakdeskundigheid. Blijven we doorgaan met het relativeren van vakdeskundigheid, met de carrousels en met andere kennisvernietigende praktijken, dan komt er van die hoge kwaliteit dienstverlening van de overheid niets terecht en kunnen we een sterke economie dus vergeten.
Zich baserend op zijn ervaringen als minister van VROM, zei Pieter Winsemius destijds: „Daar waar vakdeskundigheid ontbreekt, ontstaat als vanzelf de regelneef.†Dat is het perspectief: geen kennisland, geen handelsland, maar Nederland Regeltjesland.
Kennis van de inhoud is in Nederland Handelsland niet zo belangrijk. Dat constateert Mathieu Weggeman. Maar blijven we die vakdeskundigheid relativeren, dan krijgen we nog meer overbodige regels en kunnen we een sterke economie vergeten.
- Mathieu Weggeman
Mathieu Weggeman is hoogleraar Organisatiekunde aan de TU Eindhoven en lid van de Raad voor Cultuur.
De wegverkeerspolitie gaat varen, de spoorwegagenten moeten de auto in en de waterpolitie gaat zich ontfermen over de stations en de treinen. Op pagina 2 van het regeerakkoord Rutte II staat: „Een sterke economie heeft baat bij een hoge kwaliteit van dienstverlening door de overheid. Dat kan alleen als we vakmanschap meer ruimte en waardering geven.†Is het onvermogen of hypocrisie?
Het gaat hier om 1300 professionals die van hun vak houden en er veel moeite voor doen om er goed in te worden – en goed in te blijven. Maar dat is blijkbaar voor de betreffende beleidsmakers en bestuurders nauwelijks relevant. Alles wat beweegt, is verkeer, zo denken zij – en of dat nu op de weg, water of rails gebeurt, ach, dat zijn details. Zo wordt niet alleen kennis en ervaring van vakmensen door de goot gespoeld, ook hun motivatie krijgt een dreun omdat hun specialisme niet wordt erkend en al helemaal niet gewaardeerd.
Mensen in de voorste linie van het onderwijs, in de zorg en bij de politie moeten trots kunnen zijn op hun werkâ€, staat er op diezelfde pagina 2 van het regeerakkoord. Dat wordt de verkeersagenten op deze manier wel erg moeilijk gemaakt.
Professionals zeggen dat het ongeveer 10.000 uur kost om meester in je vak te worden. Dat betekent dat je ongeveer drie uur per dag of zo’n twintig uur per week bezig moet zijn met leren, oefenen en ervaring opdoen, en dat tien jaar lang. Dan pas kun je anderen de fijne kneepjes van het vak bijbrengen. Dan pas kun je school maken en aan een reputatie van excellentie gaan werken. Er is geen short cut voor ervaring.
In de publieke sector komen we dit soort kapitaalvernietiging echter vaak tegen. Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld. Ben je ambassadeur in Vietnam en snap je na vijf jaar net zo’n beetje hoe daar de hazen lopen – je zit in belangrijke netwerken, je kent invloedrijke mensen, je bent vertrouwd met de cultuur en de omgangsvormen – en kun je er op gaan bouwen, mag je ‘onze man’ worden in Maleisië. Die van Maleisië gaat naar India. Die van India naar China. En uiteindelijk wil iedereen na het nodige gehop in Washington eindigen.
Bij Buitenlandse Zaken heet dat draaien over de posten terecht ‘de carrousel’. Het is een carrièregedreven systeem, gericht op het verwerven van steeds meer geld, status en macht, waarbij de liefde voor het ene land snel wordt ingeruild voor die voor het andere land. De plaats in de rangorde staat centraal - niet de kwaliteit van het buitenlands beleid. De grote voldoening die professionals kunnen ontlenen aan de wetenschap dat ze goed zijn in hun vak, is bij medewerkers van de buitenlandse dienst blijkbaar niet aan de orde. Misschien is het wel geen vak, ambassadeur.
Er zijn in de (semi)publieke sector nog veel meer voorbeelden te vinden van kennisvernietigend geschuif: een hoge ambtenaar wordt universiteitsbestuurder. Een secretaris-generaal van het ene departement gaat sans gêne diezelfde functie vervullen op een ander departement. Zelfs ministers hebben er geen probleem mee om na een tijdje Justitie ‘gedaan’ te hebben, over te stappen naar Sociale Zaken & Werkgelegenheid. Strafpleiter Cees Korvinus werd chef van de VARA, Wouter Bos heeft als fractievoorzitter van de PvdA alle benodigde kennis opgedaan om het VU Medisch Centrum te kunnen besturen en Frank de Grave is met zijn ervaringen als minister van Defensie en CFO bij DSB Bank, de uitgelezen kandidaat om voorzitter te worden van de Orde van Medisch Specialisten. Advocaten die vandaag voor de balie staan te pleiten, zitten morgen op de stoel van de rechter. Na een dokter is nu een accountant de hoogste man van Schiphol. Voetbalverslaggevers presenteren muziekprogramma’s.
Hieruit blijkt eens te meer dat ons land geen kennisland is maar een handelsland, en in Nederland Handelsland doen slechts twee kwaliteiten er echt toe. De eerste: goed kunnen praten. John Maxwell Coetzee verzuchtte in een vergelijkbare context: „Welsprekendheid overtuigt meer dan deskundigheidâ€. Toen er een conflict was bij Ajax, kozen de bestuurders voor een welbespraakte hoogleraar Strategie en niet voor Johan Cruijff: „Ja, die weet wel heel veel van voetbal, maar hij praat zo raarâ€.
De tweede kwaliteit is: het bezitten van een hoge procesgevoeligheid, of minder chic gezegd: het vermogen om politiek gedrag te kunnen vertonen. Naar aanleiding van de betogen van bestuurders stelden we ons in onze vakgroep regelmatig de vraag : „Is het waar of is het politiek?â€
Kennis van de inhoud is in Nederland Handelsland niet zo belangrijk. Ondenkbaar in Duitsland. Als je daar aan een lid van de raad van bestuur van een van de grote autoconcerns vraagt wat het verschil is tussen een diesel- en een benzinemotor, begint hij te tekenen. In ons land kun je een staatssecretaris van het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap opgelucht horen zeggen dat snijden in het cultuurbudget niet zo moeilijk is als je weinig verstand hebt van cultuur.
Waar zijn ze gebleven, de hoofdonderwijzer, de geneesheer-directeur, de hoofdingenieur bij Rijkswaterstaat? Ze zijn vervangen door masters of business administration (MBA’s), want die kunnen goed praten en weten alles van processen. Bovendien, en dat is voor een handelsland natuurlijk heel plezierig: bij hen is de liefde voor het geld groter dan de liefde voor het vak. Zij hebben management gestudeerd en hebben geleerd een organisatie te zien als een money making machine. Die machine moet zó afgesteld worden dat je met zo min mogelijk input (mensen en middelen), zo veel mogelijk output produceert, ongeacht of de professionals op de vloer nu bezig zijn met onderwijs, gezondheidszorg of verkeersveiligheid.
MBA’s komen ook niet graag op de werkvloer omdat ze niet goed begrijpen wat ze daar horen en zien. Het liefst blijven ze in hun designpaleizen, vol hightechvergaderzalen en cockpits met dashboards, balanced scorecards en Excelsheets. Als de oude heer Heijn vroeger in Zaandam naar zijn kantoortje liep in een van de hallen met mengmachines, liep hij altijd even langs de chocolade-conche omdat hij aan het geluid van die machine kon horen hoe het stond met de viscositeit van de cacaobonenmassa. Dat kan een MBA niet.
MBA’s hebben de carrousels uitgevonden waar Nederland zo dol op is. Het basisprincipe is dat zodra je iets een beetje kunt, dus na zo’n jaar of drie tot vier, je het voor gezien houdt en weer vrolijk aan iets anders begint. Een bijkomend voordeel daarvan is dat je weg bent vóórdat de resultaten bekend zijn van de strategische beslissingen die jij bij je aantreden nam. Zo hou je een mooi cv.
De handlangers van de MBA’s zijn de inkopers en de regieambtenaren. Zij missen de vakkennis om de professionals inhoudelijk uit te dagen en dus gaat het bij hen altijd uiteindelijk toch weer om tijd en geld. Niet de beste krijgt de opdracht, maar de goedkoopste en de snelste.
Gevolg: fouten bij de tunnels in Roermond, mislukkingen bij tal van automatiseringsprojecten, vertragingen en veel extra kosten bij de metro in Amsterdam, bij de verbouwing van het Rijksmuseum die tien jaar in beslag nam, etc. De aanleg van de 32 kilometer lange Afsluitdijk duurde destijds vijf jaar, onder leiding van vakdeskundige managers waarvan ir. Lely de bekendste is.
Door het gebrek aan vakdeskundigheid bij de overheid zijn er steeds meer externe adviseurs nodig en moeten er telkens weer commissies met experts worden ingesteld die onderzoeken waarom het fout ging. Dan is vakdeskundigheid wel van belang – achteraf tenminste.
In het citaat aan het begin van dit artikel legt de regering twee verbanden: voor een sterke economie is een hoge kwaliteit dienstverlening nodig en die hoge kwaliteit bereikt de overheid alleen als er voldoende ruimte en waardering is voor vakdeskundigheid. Blijven we doorgaan met het relativeren van vakdeskundigheid, met de carrousels en met andere kennisvernietigende praktijken, dan komt er van die hoge kwaliteit dienstverlening van de overheid niets terecht en kunnen we een sterke economie dus vergeten.
Zich baserend op zijn ervaringen als minister van VROM, zei Pieter Winsemius destijds: „Daar waar vakdeskundigheid ontbreekt, ontstaat als vanzelf de regelneef.†Dat is het perspectief: geen kennisland, geen handelsland, maar Nederland Regeltjesland.